Procedure: Ook rolrechten verschuldigd bij sociale en belastinggeschillen

Van zodra u een gedinginleidende akte laat inschrijven op de algemene rol, op de rol van de verzoekschriften of op de rol van de vorderingen in kort geding, betaalt u rolrechten. Voortaan hangt het bedrag van die rolrechten in de meeste gevallen af van de waarde van het geschil. Bovendien is het van geen belang meer of de zaak op de algemene of de bijzondere rol komt. Nieuw is ook dat u een rolrecht moet betalen bij de arbeidsgerechten en de fiscale rechtbanken, maar wel enkel voor zaken met een hoge waarde.

Aard gerecht en waarde geschil bepalen bedrag rolrecht

Het rolrecht wordt opeisbaar door de inschrijving van een vordering op de algemene rol of een bijzondere rol (register van verzoekschriften of register van vorderingen in kort geding). Tot voor kort hing het bedrag van het rolrecht af van de aard van het gerecht. Dat blijft zo, maar nu is er een tweede criterium bijgekomen nl. de waarde van het geschil. De bedragen die van toepassing waren voor inschrijving op de algemene rol, moeten in de meeste gevallen worden betaald bij geschillen met geringe waarde. Voor geschillen met meer waarde, worden de rolrechten flink verhoogd.

Sinds 1 juni 2015 is dus een eenvormig rolrecht ingevoerd ongeacht het type van procedure. Er gelden nu vier tariefstelsels inzake rolrechten: een algemeen tarief voor de burgerlijke rechtbanken; een bijzonder stelsel voor de arbeidsrechtbanken en de fiscale kamers; een voorkeurtarief voor de familierechtbanken; en een enig rolrecht van 1.000 euro voor het inleiden van een procedure van gerechtelijke reorganisatie met betrekking tot de continuïteit van de ondernemingen.

Voor het inleiden van incidentele, nieuwe of aanvullende vorderingen die geen nieuwe inschrijving op de rol tot gevolg hebben, is geen rolrecht verschuldigd. Ook voor vorderingen of procedures in verzoening of bemiddeling die aan het geding voorafgaan, is geen rolrecht verschuldigd.

Bijzondere regeling voor arbeidsrechtbanken en fiscale rechtbanken

Vroeger was het rolrecht van toepassing op zaken ingeleid voor de arbeidsrechtbanken (arbeidsrechtbank, arbeidshof, sociale kamer van het Hof van Cassatie). Maar in de meeste sociale wetten waren er uitzonderingen voorzien.
Geschillen inzake belastingen (fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg, van het hof van beroep en van het Hof van Cassatie) waren vrijgesteld van het rolrecht.

Sinds 1 juni 2015 wordt geen enkel rolrecht geheven voor zaken ingeleid voor de arbeidsrechtbanken en voor de fiscale geschillen, behalve wanneer de waarde van de vordering 250.000 euro overstijgt.

Dit betekent dat het rolrecht voortaan bedraagt:

als de waarde van de vordering niet hoger is dan 250.000 euro: 0 euro bij de arbeidsrechtbank en fiscale kamers van de rechtbank van eerste aanleg, er is dan ook geen rolrecht verschuldigd bij het arbeidshof en fiscale kamers van het hof van beroep en voor de voorzieningen tegen beslissingen van de arbeidsrechtbanken en de fiscale kamers in Cassatie;

als de waarde van de vordering ligt tussen 250.000,01 euro tot 500.000 euro: 300 euro in eerste aanleg; 600 euro in beroep; en 800 euro bij een voorziening in Cassatie;

als de waarde van de vordering meer bedraagt dan 500.000 euro: 500 euro in eerste aanleg; 800 euro in beroep; en 1.200 euro bij een voorziening in Cassatie.

Voorbeeld
Twee wettelijk samenwonende belastingplichtigen (A en B) vragen voor de rechtbank van eerste aanleg (fiscale kamer) de terugbetaling van wat te veel werd ingevorderd (310.000 euro). Geen enkel recht is verschuldigd op 155.000 euro.
X, alleenstaande, stelt zelfde vordering in. Recht verschuldigd door X op 310.000 euro = 300 euro.

Pro-fiscoverklaring bij inleidende akte nodig voor inschrijving op de rol

Bij de akte die op de rol moet worden ingeschreven, moet elke eisende partij een pro-fiscoverklaring toevoegen. In die verklaring schat zij de waarde van de definitieve vordering. Als de vordering niet in geld waardeerbaar is, komt dat ook in de pro-fiscoverklaring. De pro-fiscoverklaring is een essentiële voorwaarde om de akte te kunnen inschrijven op de rol. Zonder deze verklaring wordt de akte door de griffier niet ingeschreven.

In alle procedures ingeleid bij de arbeidsrechtbanken en de fiscale kamers wanneer de waarde van de vordering hoger is dan 250.000 euro, moet die pro-fiscoverklaring aan de inleidende akte worden toegevoegd.
Als de waarde van de vordering bij betwistingen inzake belastingen en in aangelegenheden over sociale wetgeving niet hoger is dan 250.000 euro, is geen rolrecht verschuldigd, zelfs niet voor zaken die vroeger niet waren vrijgesteld. Voor deze vorderingen moet geen pro-fiscoverklaring voor vrijstelling van het recht worden toegevoegd aan de akte van rechtsingang.